En toen Isa, de zoon van Maryam, zei:
‘O zonen Israels, ik ben de boodschapper Gods voor u en ik bevestig de Tawrat (Torah) die voor mij was en kondig aan een boodschapper die na mij zal komen, en zijn naam is Ahmad.‘
Toen hij tot hen kwam met de bewijstekenen, zeiden zij:
‘Dit is duidelijk tovenarij.’ (soera 61,6:)
De koran zegt in deze soera twee dingen: 1. Jezus kondigt expliciet de komst van een Profeet na hem aan en 2. hij heeft de naam van die profeet ‘bijna’ verklapt: Ahmad (Ahmad = dezelfde drie-letterstam H-M-D als ‘Mohammed’). Wie de koran als goddelijke openbaring aanneemt, kan dus moeilijk anders dan zeggen dat Jezus de komt van Mohammed heeft voorspeld. De vraag wordt dan: staat dat ook ergens in één van de evangeliën? Welnu: veel moslimgeleerden menen dat deze soera verwijst naar de bijbelteksten waar Jezus de komst van ‘de parakleet’ aankondigt (evangelie van Johannes). Omdat deze tekst (+ redenering) vaak opduikt in gesprekken tussen moslims en christenen lijkt het mij goed hier wat nader op in te gaan.
De islamitische traditie verbindt deze passage – zoals gezegd – vaak met uitspraken van Jezus in het Johannes-evangelie, waarin hij de komst van ‘de Parakleet’ of ‘De Geest der Waarheid’ voorspelt (Johannes 14:16, 26, 15:26, 16: 7). Het evangelie van Barnabas (aprocrief, ca. 14de eeuw) doet dit niet. Die legt een verband met de aankondiging van ‘een die groter is dan ik’, de Messias. Deze uitspraak van Johannes de Doper wordt daar in Jezus’ mond gelegd. (Die analyse kunt u hier lezen).
De parakleet bij Johannes
Over Johannes: Het Griekse woord ‘paraklètos’ is lastig te vertalen.1 Het betekent zoveel als ‘de erbij geroepene’. In de uitleggingsgeschiedenis wordt dit woord vertaald/geduid met een reeks verschillende woorden: ‘voorspraak’, ‘pleitbezorger’, ‘advocaat’, ’trooster’. Zelf prefereer ik tegenwoordig ‘metgezel’ (past op alle vier de plaatsen waar de term gebruikt wordt). Hier de teksten achter elkaar (waarin ik het woord onvertaald laat) – onder de tekst een analyse en toelichting:
De Parakleet-teksten
Jezus heeft zijn leerlingen verteld dat hij binnenkort ‘weg zal zijn’ (typisch Johanneïsch, wat cryptisch) maar dan vervolgt hij: Ik zal de Vader vragen u een andere Parakleet te geven die voor altijd bij u zal zijn: de Geest der waarheid. De wereld kan hem niet ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn”. (14: 15-17)
Iets verder wordt dan ingevuld wat die ‘Geest der waarheid’ of de ‘Parakleet’ zal doen: De parakleet, de heilige Geest die de Vader zendt, zal u in herinnering brengen wat ik tegen u gezegd heb. (14,26); Hij zal over mij getuigen (15:26) en de weg wijzen naar de volle waarheid. Hij zal niet namens zichzelf spreken, maar hij zal het uit het mijne nemen, en het u bekend maken. (16:13-14). Hier de volledige teksten
Wie deze teksten leest ziet dat de ‘Parakleet’ duidt op een blijvende ‘geestelijke aanwezigheid’ van Jezus ook na zijn ‘heengaan’. Door christenen wordt de Parakleet vereenzelvigd met de ‘Heilige Geest’. In de teksten zelf wordt afwisselend gesproken over de ‘Parakleet‘, de ‘Geest der waarheid‘ , en ‘de heilige Geest die de Vader zal zenden‘. Geen spoor van Ahmad/Mohammed. De moslims verklaren dit door te zeggen dat de christenen de originele tekst van het ‘Indjil’ (het evangelie) niet meer hebben (of kwetsender: die hebben vervalst). In de oorspronkelijke tekst zou dan wel de naam Ahmad gestaan hebben, maar men zou die dan later hebben geschrapt en vervangen door de verwijzing naar de Heilige Geest.
Contextueel lezen van bijbel en koran
Zo’n redenering maakt een gesprek onmogelijk. Daarom zou ik het liever eens anders doen. Het lijkt me namelijk de moeite waard om beide teksten (koran en bijbel) gewoon eens echt te lezen, want dat hebben we nog niet gedaan. We hebben enkel een aantal zinnen uit hun verband gehaald en geciteerd. Dat is niet hetzelfde als ‘lezen’. Zinnen moeten gekaderd worden, in hun context geplaats. Dan pas lees je een tekst, en kun je proberen te verstaan wat die tekst te zeggen heeft. Ik begin met de bijbelteksten. De uitspraken die ik boven het geciteerd zijn geen losse spreuken, maar staan in een groot literair geheel:
De bijbel over de parakleet
De afscheidsgesprekken van Jezus
De uitspraken over de Parakleet staan in het evangelie volgens Johannes, en wel in een lange passage die men wel de ‘afscheidsgesprekken van Jezus’ noemt. Hoofdstuk 14-17. Een eigenaardig literair geheel. Immers, als u zich realiseert dat in:
– h.12 de intocht in Jeruzalem plaatsvindt,
– h.13 Judas al op weg is om zijn verradersloon te gaan halen, en Petrus wordt ingelicht dat de haan zal kraaien voor zijn verloochening,
dan verwacht je dat in h. 14 het verhaal zal komen van de arrestatie, de kruisiging etc. maar dat is niet zo. Die begint pas in h. 18. Daartussenin schuift Johannes dus vier hoofdstukken vol met ‘laatste woorden’ van Jezus, d.w.z. afscheidsgesprekken tussen hem en zijn discipelen. Heel mooie hoofdstukken, met heel beroemde zinnen, Over de ‘parakleet/de geest’ die zal komen, over hoe je alle stormen kunt weerstaan in dit leven door ‘als rank in de ware wijnstok’ te blijven, eindigend met het grote hogepriesterlijke gebed… waar Jezus tot de Vader bidt voor zijn discipelen, dat zij niet in de beproeving zullen bezwijken. Het is duidelijk: Jezus bereidt in deze hoofdstukken zijn leerlingen voor op een leven zonder Hem. Hij zal er straks niet meer zijn en zij zullen verder moeten. Deze hoofdstukken zijn dus te verstaan als een reflectie op ‘hoe dat dan moet’. Anders gezegd: hoe kun je in ‘de geest van Jezus’ verder leven… zonder Jezus.
Literaire constructie
Iedereen die wel eens een fragment van het evangelie van Johannes heeft gelezen, voelt aan dat Johannes helemaal niet bezig is met een feitelijke rapportage over het leven van Jezus. Hij mediteert naar aanleiding van fragmenten die hij zich herinnert, of die ‘gemeengoed zijn’ (bijv. via de meer verhalende versies uit de drie andere evangeliën). En hij bouwt die meditaties uit tot hele conversaties en tekstgehelen. En zo ‘verkondigt hij ons het evangelie (= goede boodschap) aangaande Jezus Christus, die hij het ‘vleesgeworden Woord van God’ noemt. Een typisch voorbeeld van zijn literaire constructie is hoofdstuk 14-17, de ‘afscheidsgesprekken’. Hij schrijft voor mensen die leven na Pasen, na hemelvaart, na Pinksteren, die al weten hoe het met Jezus afgelopen is. En die afvragen hoe het dan moet als je ‘Jezus wilt blijven volgen’, terwijl hij er niet meer is. Daarover gaan dus ook die beroemde uitspraken over de ‘Parakleet’ of ‘de Geest der Waarheid’, die komen zal. Als u dit weet, dan is duidelijk wat die teksten over de ‘Parakleet’ willen zeggen: Johannes bemoedigt de gelovigen die zich afvragen hoe zij ‘Jezus kunnen volgen’ terwijl hij er niet meer is. Zijn boodschap is: Als je in zijn geest verder leeft (in zijn ‘liefde blijft’), dan is Hij nabij. Het gaat dus om een ‘geestelijke presentie’ waarvan geclaimd wordt dat die eigenlijk net zo ‘reëel’ is ald de ‘lichamelijke presentie’
De koran over ‘de na-mij-komende boodschapper’
De aan het begin geciteerde tekst stamt uit soera 61 (Al-saf – een vrij korte bundeling van openbaringen over resp. Mozes, Jezus, de Joden en het geloof). Interessant is om in de openbaring die Mohammed ontving aangaande Jezus niet meteen af te vliegen op dat stukje over de ‘na-hem-komende’, maar op zichzelf te lezen binnen de context van de soera. En dan valt eigenlijk meteen op dat ze erg veel lijkt op de voorgaande openbaring aangaande Mozes. Ze zijn min of meer gelijklopend geformuleerd. In beide verzen wordt gesuggereerd dat ‘het volk’ weet dat Mozes/Jezus een profeet (een ‘boodschapper’) is, maar in beide gevallen wordt de boodschap niet aanvaard. Daarop loopt ook 61,6 uit. Het volk verwerpt Jezus als ’tovenaar’ [lees verder onder de koranverzen]
En toen Moesa tot zijn volk zei:
soera 61,5
O mijn volk
waarom krenkt gij mij
daar gij toch weet
dat ik de boodschapper Gods tot u ben?
Toen zij nu ter zijde weken
deed God hun harten afwijken.
God leidt niet recht
de kwaadbedrijvende lieden.
En toen Isa, de zoon van Maryam, zeide:
Soera 61,6
O zonen Israels, ik ben de boodschapper Gods tot u
bevestigend de Tawrat die voor mij was
en aankondigend een boodschapper
die na mij zal komen
wiens naam is Ahmad.
Toen hij nu tot hen kwam
met de bewijstekenen, zeiden zij:
Dit is duidelijk toverij.
In het geval van Mozes wordt het volk hiervoor gestraft. Zij ‘wijken terzijde’. Het is moeilijk te bepalen naar welk verhaal/gebeuren dit vers precies verwijst, maar er zijn verschillende verhalen in de Torah te vinden (m.n. Exodus en Numeri), waarin het volk ‘mort’ (in de oude bijbeltaal: ‘murmureert’) tegen Mozes en dat het ‘bij de vleespotten in Egypte’ toch veel aangenamer toeven was. Ook zou je kunnen denken aan de ‘rebellie’ rond het Gouden Kalf, toen het volk de touwtjes zelf in handen nam, omdat Mozes zo lang op de berg bleef om met God te spreken. Echter, het blijft gissen.
In het geval van Jezus is zijn speciale roeping eigenlijlk duidelijk: Hij komt immers met bewijstekenen. Volgens de koran is Jezus naast profeet ook wonderdoener (mirakels, genezingen, opwekking uit de dood). Het volk accepteert dit echter niet als bewijs van zijn ‘van God gezonden zijn’ (zijn ‘profeet-zijn’), maar deklasseert het als ’tovenarij’. Duidelijk is de referentie naar de Torah (Tawrat): Jezus boodschap is conform de Torah. Dus waarom zou men die niet accepteren? Onduidelijk is wat de verwijzing naar de profeet die na Hem komt (Ahmad) hiermee te maken heeft. Het staat er wat vreemd in deze context.
Andere versies van de tekst?
Even terzijde: Er bestaan sporen van andere koranversies (klassiek spreekt men van de ‘zeven’) die zouden hebben gecirculeerd voor (en na?) de codificatie (tekstcanonisatie) onder Otman. Die versies zijn zelf niet overgeleverd, maar soms worden ze geciteerd. Zo is er de versie van Ubayy Ibn Ka‘ab 2. In die niet-canonieke korantekst komt ook soera 6,61 voor. Daar staat dan:
En toen Isa, de zoon van Maryam, zei:
soera 61,6 (alternatieve versie)
O zonen Israels, ik ben de boodschapper (ra’soel) Gods tot u,
aankondigend een profeet (nabiy),
wiens gemeenschap (umma) de laatste zal zijn,
en door wie Allah een zegel op de profeten en boodschappers zal plaatsen.
En zij zeiden: dit is duidelijk tovenarij.
Het is duidelijk dat volgens deze versie Jezus een profeet is en een toekomstige ‘umma’ aankondigt. De scopus van deze mededeling is met name, dat daarmee tevens de ‘profetie’ verzegeld zal zijn. Dat wil zeggen dat zal de laatste profeet zijn (vgl soera 33,41). Voor de duidelijkheid: er is geen enkele reden om aan te nemen dat deze apocriefe versie beter, ouder of correcter zou zijn, dan de canonieke. Ik vind ‘m niet erg sterk. Immers waarom zou het volk deze ‘profetie’ nu afwijzen als ’tovenarij’. Dan klopt de canonieke versie beter. Wel is het interessant om te noteren wat ze gemeenschappelijk hebben, nl. het stellen van een claim van profeetschap, die verworpen wordt door de ‘zonen Israels’. Dit spoort vrij nauwkeurig met het vorige vers over Mozes. En legt ook een link met de volgende verzen over de Joden. Wie weet was dit dus wel de oervorm (als ik eens mag speculeren) :
En toen Isa, de zoon van Maryam, zei:
O zonen Israels, ik ben de boodschapper Gods tot u,
en hij kwam met de bewijstekenen, zeiden zij:
Dit is duidelijk tovenarij.
Maar ja, waarom zou je in zo’n tekst dan de aankondiging van de komst van een nieuwe (de) profeet invoegen, als dat element er toch al niet op enige wijze in aanwezig zou zijn. Dus, laten we het maar laten zoals het er staat.
Tenslotte: op de pagina over het Evangelie van Barnabas kunt u ook de andere bijbelse hyperlink van ‘Hij die na mij komt’ lezen: de woorden van Johannes de Doper over Jezus… die hier a.h.w. geëchoed worden door Jezus met betrekking tot Mohammed.
- Het arabische woord Ahmad kun je ook vertalen als ‘beroemd’. ‘Beroemd’ in het Grieks = ‘periklutos’. Sommige uitleggers suggereren zo een subtiele link met ‘parakletos’. Eén probleem: het Grieks kent wel klinkers. De truc werkt dus alleen voor arabisch denkenden: ‘interne apologie’, preaching to the converted.
- een tijdgenoot en volgeling van Mohammed, die de koran uit het hoofd kende. Hij heeft die ook op schrift gesteld en is betrokken. Zijn tekst was lang in Damascus de courante versie. Na de codificatie mocht zijn tekst niet meer gereciteerd worden, maar wel benut worden bij onderricht. Zo is in secundaire literatuur toch nog één en ander bewaard