Rachid Benzine over de Koran

Rachid Benzine, auteur van ‘Le coran expliqué aux jeunes’ (2013, ook in het Nederlands vertaald), poogt met zijn historisch-antropologische benadering de Koran beter te (laten) begrijpen. Hieronder een iets ingekort en van nieuwe tussentitels voorzien interview-artikel van Najet Boulafdal  MO-magazine, 13 oktober 2014

De Koran wordt pas toegankelijk als je de context kent

Dat leken, aan beide kanten van de geloofsgrens, al snel beweren de Koran te kennen en te doorgronden is lachwekkend volgens Benzine. Zowel de gelovigen als de sceptici slaan gegarandeerd de bal mis als ze denken de Islam te hebben doorgrond enkel door snel even de Heilige Schrift (of bij voorkeur een serie verzen, spreuken) op een rijtje te zetten. De Koran is pas toegankelijk als de lezer zich de moeite getroost de historische context van de ‘openbaring aan Mohammed’ te begrijpen.

De taal

Om te beginnen is het Arabisch van de zevende eeuw sterk geëvolueerd, woorden die vandaag onderwerping (islam), geloof (iman) en godsdienst (dîn) betekenen, hadden ten tijde van de openbaring een heel andere betekenis: alliantie (islam), engagement (iman) en ‘het rechte pad’ (din).

De samenleving

Ook de sociologische en geografische kenmerken van de steden die de openbaring voor het eerst hoorden, spelen een cruciale rol in de teksten van de Koran. Mohammed ontving de openbaring in Mekka, een onherbergzame woestijnstad, ver van de karavaanroutes en met weinig culturele diversiteit. Na twaalf jaar vluchtte hij naar Medina, een oase en vaste ankerplaats van de wierookroute met een religieus diverse bevolking die veel meer blootgesteld werd aan externe invloeden. Deze verandering van natuurlijke omgeving is voelbaar in de toon en het woordgebruik van de Koran. Deze geografische contextuele situering is broodnodig om de kinderjaren van de islam te kunnen begrijpen. Ook de sociale structuur van de bedoeïenen speelt een rol in het begrijpen de prille islam. De verhouding tot het goddelijke is immers gebaseerd op de tribale kernwaarden: alliantie, bescherming en solidariteit.

Getuigenissen over het leven van de Profeet zijn pas anderhalve eeuw later verzameld…, in Bagdad.

gebrek aan kennis

Volgens Benzine vloeien alle perverse uitwassen van de islam voort uit de onwetendheid en gebrek aan kennis van de geschiedenis. Daarin is hij zowel niet mals voor de moslimgemeenschap, als voor de overheden van westerse landen. ‘Om de Koran te kunnen lezen’, aldus Benzine, ‘is het onontbeerlijk de sociale context te begrijpen van het volk dat voor het eerst de Koran hoorde. Omdat er weinig betrouwbare historische, archeologische bronnen uit de zevende eeuw voorhanden zijn, is deze oefening geen sinecure. De getuigenissen over het leven van de Profeet en de zogeheten eerste gemeenschap zijn pas anderhalve eeuw later verzameld, op tweeduizend kilometer van de openbaring, in Bagdad.’

De Koran is eigenlijk geen verzameling godsdienstige teksten

Er wordt algemeen aangenomen dat de Koran een religieuze tekst is, in het verlengde van de Bijbel en van de Thora. Hoewel er christelijke en joodse gemeenschappen wonen op het Arabisch schiereiland en de profeet er aanvankelijk zijn legitimering mee onderbouwt, is de Koran verre van een godsdienstige verzameling. De openbaring richt zich tot de Arabieren die op dat moment geen moslims zijn en die in de eerste plaats trouw zweren aan hun stam.

In een hedendaagse lezing overschatten we het religieuze aspect van de Koran omdat het vandaag een islamitische tekst geworden is en haast uitsluitend als dusdanig gelezen wordt. Er is in de zevende eeuw nog geen sprake van islam als religie. Moslim zijn betekent aanvankelijk zich onder de hoede van de beschermer plaatsen.

Islam van de beginjaren vertalen als religie is een absoluut anachronisme

Daarom kunnen we niet spreken van godsdienst of zelfs maar van monotheïsme ten tijde van de openbaring van de islam. Deze begrippen waren vreemd aan de samenleving van dat tijdperk. Zelfs de begrippen ‘islam’ en ‘moslim’ komen slechts zelden (resp. zeven en vijftien keer) voor in de Koran. Pas lang na de dood van Mohammed noemen gelovigen zichzelf moslims. ‘Islam van de beginjaren vertalen als religie is een absoluut anachronisme’, stelt Benzine.

De oproep tot strijd hoort bij de stammenpolitiek

De Profeet voerde geen heilige oorlog om te bekeren of om zijn tegenstanders uit te schakelen, hij wilde vooral zijn stam aan zijn God verbinden.

In het licht van de actualiteit van moslimterroristen, jihadisten en barbaarse praktijken van een zelfverklaard kalifaat, draait het publieke debat steeds vaker om het “gewelddadige karakter” van de Koran. Ook hier zwaaien voor- en tegenstanders van de gruweldaden met het Heilige boek en spannen ze eeuwige maagden en martelaarschap voor hun ideologische kar. Beweren dat er geen geweld is in de islam is kort door de bocht, de Koran gelijkstellen aan een gewelddadig manifest is dat eveneens. Om de Koran en zijn verhouding tot het geweld te begrijpen mag men de historische context van de zevende eeuw niet uit het oog verliezen.

Het is wat geweld betreft belangrijk een onderscheid te maken tussen woord en daad, het ene bepaaldt niet per se het andere. In Mekka wordt Mohammed’s discours gewelddadig als hij de vruchteloosheid van zijn ondernemingen vaststelt. In dat deel is er echter nergens sprake van reële strijd. Mohammed probeert de bevolking van zijn stad te overhalen zich onder de bescherming van God plaatsen, tevergeefs. In het hiernamaals zal God met deze ongehoorzaamheid afrekenen (het Laatste oordeel).
In Medina verandert de situatie en vindt Mohammed wel gehoor. Dat wil zeggen dat het in het tweede deel van de openbaring, dat plaatsvindt in Medina, de Koran ook van toon verandert. De Profeet voegt de daad bij het woord, roept op tot de strijd en gaat ook effectief het gevecht aan.

De Koran (Mohammed) richt zich hierbij tot stamhoofden uit de zevende eeuw, d.w.z. in een harde overlevingsmaatschappij. Het overleven van de stam hangt af van de allianties die men aangaat.
De tijdgenoten van de Profeet waren overigens meer dan eens weigerachtig om de wapens op te nemen, dit verklaart waarom de oproep vaak herhaald wordt. De belofte van het paradijs had blijkbaar niet in het minst effect op de mannen uit dat tijdperk. De oproep tot ‘strijd’ betekende voor hen namelijk meer het risico lopen zelf gedood te worden dan het verlangen om de vijand te doden. 

De Profeet voerde dus geen heilige oorlog om mensen te bekeren, hij wilde vooral zijn stam aan zijn God verbinden. Zo was de strijd tegen de Joden van Medina niet zozeer een geloofskwestie, maar was ingebed in het wel of niet aangaan (en verbreken, daarover is discussie) van een alliantie. De koran legt de schuld bij de Joden, historici nuanceren hier. Gewag maken van oproep tot martelaarschap in dat tijdperk is even absurd als denken dat de Koran tot een algemene tijdloze lezer spreekt. 

De Koran over de vrouw: patriarchaal, maar fair.

Het tribale statuut van de vrouw wordt in de Koran niet opgeheven; wel staat een faire behandeling centraal.

De moslimvrouw, sinds enkele jaren ook moslima genoemd, is reeds lang het onderwerp van menig discussie. Onderworpen, onderdrukt, verstopt, mishandeld, op handen gedragen, bevrijd, geëmancipeerd, empowered, het statuut van de vrouw binnen de islam levert steeds een vurig debat op.

Beide kampen beroepen zich op de Koran om hun gelijk te halen. Beiden vergissen zich, zegt Rachid Benzine. De Koran gaat niet in tegen de sociale verplichtingen van de zevende eeuw, de Koran maakt in dat opzicht deel uit van een patriarchale traditie. We beschikken over onvoldoende pre-islamitische bronnen om te beweren dat de situatie van de vrouw erop vooruit gaat.

Wel beschermt de Koran de vrouw als moeder en borg van het mannelijke nageslacht dat op zijn beurt instaat voor het voortbestaan van de stam. De gedrags- en kledingsregels moeten in die optiek begrepen worden: het gaat erom de zuiverheid van de stamboom te verzekeren.

Het tribale statuut van de vrouw kent in de Koran geen revolutionaire wending. Mohammed eist enkel dat (huwelijks)contracten nageleefd worden en dat vrouwen en wezen (!) hun eerlijke deel ontvangen in het geval van een overlijden of scheiding. Daar de vrouw in dat tijdperk niet autonoom was, erfde ze ook minder dan een man. In de economische context van de zevende eeuw stond de man volledig in voor het onderhoud van zijn kroost.

Er is bijgevolg geen sprake van revolutie, slechts van sociale continuïteit. Net zoals het te makkelijk is een feministische boodschap te lezen in de Koran, is het simplistisch om je islamofobie te ventileren aan de hand van bestaande en vermeende vrouwenonderdrukking.

Koran en traditie (Hadith,Soenna) moeten onderscheiden worden

Soenna is een vorm van religieuze creativiteit die beantwoordt aan de nood van de bekeerde bevolkingen van de negende eeuw.

Voor de meeste soennieten is de traditie van de profeet op zijn minst even belangrijk als de Koran zelf, de twee boeken vullen elkaar aan. De Soenna (ook Hadith genoemd) is een verzameling van getuigenissen over uitspraken, daden en zelfs stilzwijgen van de profeet in zeer concrete situaties.

hadith, soenna

Zowel geleerden als leken beroepen zich op deze getuigenissen voor antwoorden op problemen van een praktische aard. Zelfs vandaag, vijftien eeuwen na de dood van de Profeet, kan menig moslim enkele Hadith uit de mouw schudden als antwoord op een concrete, hedendaagse situatie. Benzine verklaart waarom deze houding meer dan twijfelachtig, om niet te zeggen ronduit fout, is: ‘Deze twee corpussen (koran en hadith) moeten volledig los van elkaar gelezen worden’, drukt Rachid Benzine ons op het hart. Bij het lezen van de Soenna hoort de lezer de getuigenissen steeds met een kritische blik door te lichten om na te gaan of de verzen overeenkomen met de historische elementen waarover we beschikken. De soennitische traditie dateert immers van anderhalve eeuw na de dood van Mohammed en kwam tot stand om antwoord te geven op vragen van de toen tot de islam toetredende (of bij de islam gevoegde) volkeren.

De islamoloog beseft dat deze stelling vele soennieten tegen de borst kan stuiten, niettemin zijn er tussen de Koran en de Hadith tegenstrijdigheden die enkel begrepen kunnen worden, als je een historische verklaring accepteert:

Stenigen of niet

Als voorbeeld neemt hij het stenigen dat vandaag in bepaalde islamitische landen als straf gebruikt wordt. In de Koran is er enkel sprake van ‘het verjagen van de duivel door steentjes te werpen’, er is geen vermelding van het stenigen van overspelige echtgenoten bij de eerste moslims (d.w.z. in de Koran). Anderhalve eeuw later staat er in de Soenna een getuigenis over het stenigen van een vrouw, wat er op zou kunnen wijzen dat elementen uit de Torah (waarin wetten van ver voor het begin van de jaartelling staan) in de Hadith hun intrede gedaan hebben. Deze zogeheten interculturele en interreligieuze vermenging is geen geïsoleerd geval in de Hadith.

De Soenna is een vorm van religieuze creativiteit die beantwoordt aan de nood van de bekeerde bevolkingen van de negende eeuw. De Koran op zich volstond niet, wat ook begrijpelijk is, er staan immers weinig praktische elementen in.

Het is niet verrassend dat de leiders van verschillende volkeren die zich intussen bij de Umma gevoegd hadden (al dan niet vrijwillig) en zich dus als moslims identificeerden, nood hadden aan een gedeeld verleden en een collectief geheugen. Daarom projecteerden ze gebeurtenissen (vaak van Bijbelse allure, incl. mirakels) op de Profeet. Eigenlijk wordt pas op dat moment Mohammed een ideale figuur naar wiens voorbeeld men moet leven. Terwijl dit nergens (!) vermeld staat in de Koran.

Bescheidenheid, durven vragen te stellen

Beweren terug te willen keren naar de bron van de islam is even zinloos als onmogelijk.

De les die Rachid Benzine hieruit trekt is eenvoudig: beweren terug te willen keren naar de bron van de islam is even zinloos als onmogelijk: ‘Wanneer je ziet hoe de Koran, in één tijdperk, van perspectief verandert tussen Mekka en Medina, mogen we gerust aannemen dat de verandering eveneens van toepassing is na vijftien eeuwen.’

Om de verschillende problemen waarmee de moslimgemeenschappen al decennia kampen het hoofd te bieden, moeten ze delen van hun geloof in twijfel trekken. Moslims en niet-moslims moeten begrijpen dat de Koran geen antwoorden biedt, maar vragen stelt. Dit is geen evidente onderneming, de vertrouwde zekerheden vallen weg en worden vervangen door historische kritiek. 

Toch is de Franse islamoloog optimistisch, enkele jaren geleden was het onmogelijk een lezing te organiseren waarbij de waarachtigheid van de Soenna openlijk wordt ontkend. Moslims vandaag zijn alleszins bereid een heel andere mening te horen om oplossingen te vinden.