De bronnen van de islam

Religieuze leiders en onderzoekers (= islamologen, arabisten, oriëntalisten) leven vaak op gespannen voet met elkaar. Dat komt omdat beiden met een heel andere bril naar hetzelfde kijken. Als het bijv. gaat over het ontstaan van de religie (leven van Mohammed, Jezus, Boeddha) en het literair-historisch onderzoek van de heilige boeken en hun overlevering komt die spanning aan het licht. Enkele elementen hiervan belicht ik op deze pagina.

Het traditionele verhaal

Volgens het traditionele verhaal van de Islam kreeg Mohammed (ca. 570 geboren in Mekka) van de engel Gabriël gedurende 23 jaren de koran gedicteerd. Hij reciteerde die openbaring en verwierf enige volgelingen, maar de Mekkaanse elite wilde er niet aan. Dus week hij uit naar Medina waar het tij keerde en een ‘wereldreligie’ vorm kreeg. Onder leiding van de Profeet begon de islam aan een ware (ook politieke) triomftocht.

Voor dit beeld baseren moslims zich behalve op de koran (die over Mohammed zelf niet veel zegt) voornamelijk op diverse zeer oude biografieën. Deze worden samen met theologische uitwijdingen en overleveringen (de ‘hadiths‘) gebruikt om de soera’s (hoofdstukken) van de koran in een historisch kader te plaatsen, zodat het bijbehorende verhaal vertelbaar wordt en om duistere passages te kunnen interpreteren. Veel islamologen en moslimgeestelijken benaderen deze bronnen tamelijk on-kritisch. D.w.z. ze houden zich vooral bezig met vragen die de ‘buitenkant’ raken, zoals: Wat is de exacte volgorde van koranhoofdstukken? Waarom heeft Mohammed de Joodse stam Banu Qurayzah zo hard aangepakt? Waarom huwde hij meerdere vrouwen? Kunnen we daarover nog iets achterhalen? Nuttige vragen, zeker, maar weinig mensen lijken zich de vraag te stellen of de standaardverhalen over Mohammed en het ontstaan van de islam eigenlijk historisch wel houdbaar zijn.

Oude bronnen

In de luwte van het wetenschappelijk onderzoek aan universiteiten zijn wetenschappers al generaties lang bezig om de overleveringen rond Mohammed en het ontstaan van ‘de islam’ historisch-kritisch te benaderen. NB: ‘kritisch’ betekent in deze combinatie niet dat men negatieve kritiek wil leveren, maar duidt op een poging om op een consistente en methodisch correcte wijze onderscheid te maken tussen wat steek houdt en wat niet. Dit is de manier waarop geschiedwetenschap altijd werkt. Zo worden ook de bijbel en het christendom door wetenschappers onderzocht. De discussie is voor buitenstaanders moeilijk te volgen, omdat ze vaak met zeer specialistisch literair (taal-)onderzoek verbonden is. Er zijn maar weinig mensen die het arabisch van de Koran echt beheersen, en tussen de weinige experts woeden – zoals in veel wetenschappelijke domeinen – heftige debatten. Hierbij gaat het om hoe je het oud-arabisch (dat niet meer gesproken wordt, maar waarin de koran is geschreven) vertaalt en dus interpreteert. Die twee hangen altijd samen. Eildert Mulder en Thomas Milo hebben in een populariserend boekje De omstreden bronnen van de Islam (2009) deze discussie voor een breed publiek proberen te ontsluiten. Zij verwijzen o.a. naar het onderzoek door de Duitse archeoloog Gerd-Rüdiger Puin van oude papyri in de Jemenitische hoofdstad Sanaa. Hij stelde op grond daarvan vast dat er aan het eind van de 7de eeuw verschillende tekstversies van de Koran hebben gecirculeerd. Net als het Nieuwe Testament is ook de koran – zo lijkt het – samengesteld uit verschillende overleveringen. Zeer instructief en lezenswaardig is het boekje van van Rachid Benzine, le coran expliqué aux jeunes. (hier een interview met hem)

Aramees, Arabisch

De oriëntalist Christoph Luxenberg (= pseudoniem) probeert duistere passages uit de Koran beter te begrijpen door naar het Syrisch-Aramees te kijken. Het Aramees (dat Jezus ook gesproken zou hebben) werd in Mohammeds dagen meer gesproken dan het Arabisch. Als je moeilijk begrijpbare woorden of zinsdelen leest als Aramees komen er soms verrassende nieuwe betekenissen boven. Hij werd het meest bekend doordat hij stelde dat de maagden die aan vrome moslims (en volgens sommigen ook aan jihadisten – maar dat zijn volgens de meeste moslims bepaald geen vrome moslims – die aanslagen plegen op de vijanden van de islam)  worden beloofd, waarschijnlijk eerder druiven zijn.
Verder is het oude Arabische schrift niet gemaakt om de gecompliceerde klanken van het Arabisch te vangen. En: net als Hebreeuws wordt het Arabisch zonder klinkers opgeschreven. De ‘spikkeltjes’ die je in veel moderne Arabische Korans vindt (maar bijvoorbeeld ook in wetenschappelijke edities van het Hebreeuwse Oude Testament), zijn er later bijgezet door commentatoren. Als je die klinkers echter net iets anders invult, krijg je een hele andere betekenis. En niemand weet welke klinkers er zouden moeten staan. Meestal is dat uit de context af te leiden, maar lang niet altijd. Komt nog bij, dat de arabische lettertekens soms maar op minuscule wijze van elkaar verschillen, wat een gevaar van verkeerd lezen en – dus – fouten bij het overschrijven mogelijk maakt. NB: we hebben het over ‘handschriften’.

Een voorbeeld

In soera 72,18 staat in traditionele vertalingen “De moskeeën behoren God toe, dus roept niemand aan behalve God.” Die ‘moskeeën’ (‘masdjid’) slaan in de context nergens op: het gaat in deze soera (= context) om ‘djinns’, boze geesten. Luxenberg suggereert een link met het Aramese werkwoord ‘misdjad’ (= knielen). Dan zou er misschein gewoon gezegd worden: “knielen doe je voor God, dus roept niemand aan behalve God”. Klinkt logischer. Bedenk: de oude handschriften kennen geen klinkers, dus beide woorden kunnen er staan.

Omstreden

Op de theorieën van de revisionistische islamologen is veel kritiek gekomen, zeker sinds hun ideeën voor een breed publiek beschikbaar zijn, en – helaas – meteen opgepikt worden door populistische islam-bashers. Die blinken meestal niet uit in genuanceerdheid. Ook zijn er islamologen (met name in de Arabische universiteiten) die blijven hameren op de volledige historiciteit van het traditionele ontstaansverhaal van de Islam. Deze geleerden krijgen hierin – uiteraard – bijval uit orthodoxe hoek. Ook dat is jammer, want ook die blinken meestal niet uit in genuanceerdheid. Het beeld van een ongebroken en foutloze historische verslaglegging van de Islam blijft dus gemeengoed. Heel vaak blijven moslims die claimen dat de islam “de enige godsdienst is waarvan het ontstaan historisch is vastgelegd” (enkel feiten, geen legende), van het nodige – rustig aangebrachte – weerwerk verstoken. Ik wil niet zeggen dat men de kritische analyses klakkeloos moet aannemen, maar enkel dat enige nuancering wat historische feitelijkheidsclaims betreft, waarschijnlijk wel op z’n plaats is, en dat dit tegelijk ruimte schept voor een gezamenlijke zoektocht naar waar het in de islam/koran nu eigenlijk om gaat. Nu lijkt alles zo dichtgetimmerd, aan beide zijden van het front.

Omgaan met kritische vragen

Christenen zijn al ongeveer 2 eeuwen gewend aan een historisch-kritische benadering van hun heilige geschriften. Met behulp van allerlei exegetische instrumenten is de lange ontstaansgeschiedenis van het Oude en Nieuwe Testament uitgeplozen. Het blijkt een proces van honderden (meer dan 1000 zelfs) jaren te zijn, waarbij teksten uit verschillende tradities en tijden door redacteuren en kopiisten talloze malen is geredigeerd. Het lijkt voor de hand te liggen dat dezelfde principes ook opgaan voor de koran (en bij uitbreiding: de islam) en zijn overlevering/ontwikkeling. Zoals het christendom uit het Jodendom ontstaan is, zo zou de Islam ook rondom de persoon van Mohammed historisch gegroeid kunnen zijn, in een constant gesprek met wat er aan religie reeds actief was. (De koran zelf is in elk geval soms bijna letterlijk ‘in gesprek’ met Joden en christenen). Voor de meeste moslims blijkt dit soort wetenschappelijke ‘kritiek’ een brug te ver. Onder westerse islamologen wordt veel gezwegen en ‘vrij-denkende’ moslims durven vaak niet zeggen wat ze echt denken, uit angst voor represailles.

De traditionele islam – waartoe een groot deel van de wereldwijde moslimgemeenschap gerekend moet worden – houdt zo het vrij onderzoek in een theologische houdgreep. Dat is niet alleen jammer voor het onderzoek, maar ook voor de moslims (en bij uitbreiding de hele samenleving). Ieder mens is m.i. gebaat bij het vermogen om de juiste vragen te stellen als tradities gezag claimen op grond van boven-menselijke openbaringen. En dat zeg ik als gelovige !

Literatuur:

  • Maurice Bucaille, La bible, le Coran et les sciences, Édition Seghers (1988)
  • Christoph Luxenberg, Die Syro-Aramäische Lesart des Koran. Ein Beitrag zur Entschüsselung der Koransprache, Verlag Hans Schiler (2005)
  • Karl-Heinz Ohlig & Gerd-R. Puin (ed.), Die dunklen Anfänge, Neue Forschungen zur Entstehung und frühen Geschichte des Islam(red.), Verlag Hans Schiler (2005)
  • Tariq Ramadan, In de voetstappen van de Profeet, Van Gennep (2007)
  • Emilio Platti, Islam, friend or foe? Uitgeverij Peeters, Leuven (2008).
  • Eildert Mulder en Thomas Milo, De omstreden bronnen van de Islam, Boekencentrum (2009)
  • Rachid Benzine, le coran expliqué aux jeunes, Éditions du Seuil (2013)