Radicalisering en islam

‘Niet jij bent fout, het systeem is fout’…
systeem = Westen, kapitalisme, kolonialisme, liberalisme (christendom)
[Israël is hiervan geografisch de vooruitgeschoven post]

Sami Zemni, islamkenner en politicoloog, waarschuwt terecht voor een simplistische ‘essentialistische‘ benadering van de islam, waarbij men een dubbele fout maakt. 1. Men houdt de opvattingen van de fundamentalistische islam voor ‘de ware islam’ (dat is niet zo, dat is een stroming) en 2. Deze islamitische stroming zou de oorzaak/verklaring bieden van tal van maatschappelijke problemen van moslimjongeren.

Zo simpel is het natuurlijk niet. Hij wijst – terecht – op maatschappelijke en economische omstandigheden. Tegelijk steekt hij zijn hoofd ook niet in het zand. Er zijn versies van de islam in omloop, die wel degelijk radicalisering in de hand werken (om niet te zeggen: nastreven). In zijn analyse van de salafistische stroming stelt hij vast dat mislukte, vastgelopen, jongeren uit een moslim-cultuur (de formulering is bewust vaag) ‘meestal pas in de gevangenis overgingen tot een vernieuwde vorm van islam. … Op die manier meten ze zichzelf een nieuwe identiteit aan, die hen vervult met een positief zelfbeeld, een missie en vooral een gevoel van te behoren tot een hechte gemeenschap’.1 Pas daarná voorziet men vanuit die hoek (via persoonlijke contacten, online en fysiek) men hen van lectuur waaruit blijkt hoe slecht ‘het systeem’ of ‘het Westen’ wel is. Ze doen met andere woorden aan ‘system blaming’. De teksten die ze aanreiken moeten niet perse salafistisch te zijn, ze hoeven slechts de idee te voeden van ‘zij’ tegen ‘wij’. Dit is dus de valkuil: ook ‘gewone moslims’ (imams, aalmoezeniers) zullen islamitisch-wij plaatsten tegenover de niet-islamitische wereld. Net zoals christelijke fundamentalisten ook over ‘de wereld’ (= een negatieve term) spreken, waarvoor je moet oppassen, tegen de invloed waarvan je je moet ‘wapenen’ etc… In dit ‘discours’ wordt vervolgens geleidelijk aan, steeds nadrukkelijker, de gedachte naar voren gebracht dat de islam in dit alles tegelijk wereldwijd slachtoffer èn oplossing van de problemen is. Daaruit volgt dan de noodzaak om de vijanden van de islam – conform de heilige teksten natuurlijk– te bestrijden, natuurlijk geestelijk, maar geestelijk wil niet zeggen ‘enkel symbolisch’. Neen ook geestelijke waarheden willen zich realiseren.
Het resultaat is dat jongeren die als kleine criminelen de gevangenis ingingen, er geradicaliseerd uit komen, en vervolgens een gemakkelijke prooi zijn voor haatpredikanten. Ze krijgen in feite van hun ‘morele consulenten’ de officiële toelating om hun afwijkend gedrag voort te zetten, maar nu niet meer vanuit een ‘petty criminal mindset’, maar vanuit een superieure ideologie, de salafistische versie van de islam. Zelfs drugshandel kan op die manier vergoelijkt worden, want wat is er op tegen de weerbarstige kafirs te vergiftigen en zo geld te krijgen om zich te bewapenen voor de goede zaak?

Culturen van schuld en schaamte

Opmerkelijk is dat een dergelijke redenering zich nooit voordoet bij gevangenen die zich in de gevangenis tot een (vaak evangelical, fundamentalistische) variant van het christendom bekeren. Zij maken ook een radicaliseringsproces door, maar dat is naar binnen gericht: ze beseffen dat ze ‘gezondigd hebben’ en van hun leven een knoeiboel hebben gemaakt, nemen de verantwoordelijkheid daarvoor op, en besluiten om het voortaan anders aan te pakken (dat ze dat mogen/kunnen schrijven ze overigens niet op eigen conto, maar danken ze aan God, Jezus, amazing grace). Ze proberen vervolgens vaak behoorlijk braaf burgerlijk te gaan leven. Of ze daarin slagen is een ander verhaal, maar dat doet hier niet terzake. Het gaat erom dat de ‘bekering‘ hen niet als staatsgevaarlijke jongeren uit de gevangenis doet komen. Bij sommige islamitische jongeren is dat wel het geval. De westerse overheid wil dit dan op een ‘christelijke’ manier aanpakken. Ze organiseren begeleiding door ‘imams’ (of islamexperten, consulenten, aalmoezeniers) die het hebben over de islam als een religie van vrede, en en profeet vol mededogen: cultuur-christelijke (= westerse) waarden in islamitische saus. Wat de goedbedoelende overheid vergeet, is twee zaken: 1. Tegen die ‘westerse’ culturele waarden zijn de jongeren ingeënt – de aalmoezenier merkt dat al snel. Dat pakt dus niet (meer). 2. Deze aanpak reageert niet op de psychische behoeften die deze jongeren hebben. Zij zijn immers opgevoed in een tribale logica (kenmerkend voor de criminaliteit, maar ook voor de islam), waarin niet schuld maar schaamte centraal staat. Anders gezegd: in de westerse (cultureel door het christendom gestempelde) reflex staat het individu voorop, en als men wat mispeuterd heeft, dan moet men zich afvragen waarom men dat deed, want Ik ben verantwoordelijk voor mijn daden. Als dat pakt dan leidt dat tot inzicht, en berouw; en dankzij dat berouw kunnen de jongeren dan leren uit hun fouten. Eigenlijk is het Westen zo – ook moreel – een constant zelf-lerende en zichzelf bijsturende samenleving.

De Umma als superstam

De islamitische samenleving is anders: Mohammed verving de lokale stam Quraysh door de Umma, een soort superstam. De ‘Umma’ is – historisch – de gemeenschap van mensen die trouw zweert aan Mohammed. Boven-historisch, geesteshistorisch omvat de ‘Umma’ alle moslims. Binnen deze ‘verruimde stam’ gelden echter nog steeds tribale regels: absolute onderlinge solidariteit, een radicaal ‘wij-zij’ discours, waarbij geen ‘skin in the game’ meer nodig is om die te voelen. Elke moslim waar ook ter wereld voelt zich plots solidair met elke andere moslim waar ook ter wereld, op het moment dat die aangevallen (beledigd, vernederd) wordt. Je hoort het ze ook vaak zeggen: “Ik voel de pijn van iedereen die in Gaza door de Joden wordt vermoord. Ze zijn mijn broeders.” Deze idealistische constructie (want dat is het) en zo wordt ze ook gebruikt (manipulatief) werkt over de grenzen van landen, staten heen, en kan dus ook in het hart van andere culturen zich zomaar manifesteren.

Wat is daartegen te doen? Niets, behalve hopen dat moslims die in andere culturen wonen, toch door de onderliggende culturele waarden worden ‘besmet’, en bij zichzelf merken dat er ook zoiets bestaat als een niet-tribale verbondenheid, namelijk met de mensen met wie het concrete leven deelt in het land van aankomst.

  1. Sami Zemni, Politieke islam, 9/11 en jihad, Acco Leuven: 2006, p. 195-196. In 2009 verscheen van hem bij EPO Het Islamdebat.