koran en bijbel

Hoewel de heilige boeken van Jodendom, christendom en islam onderling verwant zijn, wordt het verschil tussen deze geloofstradities nergens duidelijker dan in hun omgang met die boeken.

De bijbel

Werkdefinitie: De bijbel is een verzameling van 66 geschriften (sommige christelijke kerken hebben een iets langere lijst). Die verzameling bestaat uit twee delen: het eerste deel is het heilige boek van de Joden, het tweede deel is een aanvulling op dat heilige boek door de christenen. Samen met het eerste boek vormt deze verzameling het heilige boek van de christenen. In iets meer détail:


TeNaCh (Joodse heilige boek) of Oude Testament (christenen: deel 1 van hun heilige boek)

Het eerste deel van die verzameling geschriften is na terugkeer van het Joodse volk uit ballingschap (d.w.z. circa 520 voor het begin van onze jaartelling) verzameld en gecodificeerd. Later zijn er nog een aantal geschriften toegevoegd (zowel aan de reeds bestaande verzamelingen, bijv. enkele Psalmen en nog enkele nieuwe boeken: bijv. Kronieken, Prediker, Daniël). De inhoud zelf (verhalen, wetteksten, liederen, spreuken etc) is afkomstig uit diverse oudere bronnen (eerst mondeling, later ook schriftelijk overgeleverd). Bij de schifting en samenvoeging van al dat materiaal is het ingedeeld in samenhangende gehelen. De Joodse lijst bevat 24 boeken (christenen 39 – wegens het apart tellen van o.a. de kleine profeten, maar de inhoud is hetzelfde).
Het belangrijkste deel voor de Joden is de Torah (de wet, de aanwijzingen voor het leven). Dit zijn de eerste vijf boeken van de bijbel (Pentateuch). Ze worden traditioneel toegeschreven aan Mozes en daarom ook wel ‘de boeken van Mozes’ genoemd. Alle bekende verhalen over de schepping, de torenbouw van Babel, de aartsvaders staan in het eerste boek (Genesis). De uittocht van het volk Israël uit Egypte en de daaropvolgende tocht door de woestijn en de wetgeving komt aan bod in de volgende boeken. Daarna volgen de ‘Profetische boeken’ (Nebi’im) bestaande uit de ‘vroege profeten’ en de ‘latere profeten’) en tenslotte de ‘Geschriften’ (Chetoebim) poëtische teksten, spreuken, liederen en novelles : Esther, Ruth, soms verbonden met bepaalde feesten. Maar ook het boek Daniël (dat is dus geen profetisch boek, maar een geschrift uit de tijd van de Joodse opstand, gepubliceerd onder de naam van een legendarische profeet. De Joden weten dat. De christenen hebben dat soms niet door, met alle gevolgen vandien). Dit is het ‘jongste gedeelte’ van de Joodse bijbel.
Het eerste deel (de Torah, en met name het eerste boek Genesis) bevat ongelooflijk oude teksten en flarden van oerverhalen. Een beetje ervaren lezer kan gemakkelijk de lasnaden in de verhalen nog zien. Soms zijn ook verschillende versies van hetzelfde verhaal opgenomen. Je kunt zelfs met redelijk succes bepaalde stukken van oudere bronnen identificeren en reconstrueren, door te kijken of God wordt aangeduid met zijn naam (JHWH) of gewoon als ‘God’ (een generieke term). Het bekendste voorbeeld is het verhaal van de zondvloed. Dat staat er eigenlijk 2x in, maar dat merk je niet omdat de redacteur beide versies in elkaar heeft gevlochten). Nieuwsgierig? Klik hier voor een overzicht.

Dit betekent dat in het Joodse heilige boek zowel heel oude stukken staan als heel modern aandoende verhalen (novellen, spreuken). Over de auteurs, de (eind-)redacteurs is eigenlijk zo goed als niets geweten. Het geheel vertelt niet zozeer de ‘geschiedenis van Israel’, maar getuigt van de manier waarop een deel van het Joodse volk haar eigen bestaan (in de wereld, temidden van andere volken) en haar eigen geschiedenis (een verhaal van vallen en opstaan) heeft proberen te duiden sub specie aeternitatis. De huidige Joden gebruiken die teksten nog steeds zo. Zij ordenen hun leven hierrond (door de geboden en feesten te volgen) en geven zo betekenis aan hun bestaan als mens in verbondenheid met hun voorgeslacht.

De bijbel van de christenen

De christenen hebben dit Joodse boek dus onveranderd overgenomen. Niet zo vreemd, want Jezus was een Jood. Christenen noemen het het ‘Oude Testament’. De teksten die zij eraan toegevoegd hebben noemen zij het ‘Nieuwe Testament’. Zij menen dat God vroeger een verbond had met de Joden (daarvan getuigen de boeken van het Oude Verbond), maar dat er nu een nieuwe verbond is (met degenen die in Christus geloven). Over die Christus gaat het in het door hen toegevoegde deel. Dat omvat – qua ontstaan – ongeveer een periode van 100 jaar. Rabbi Jesjoea (Jezus) van Nazareth is het onderwerp. Hij had zo’n grote impact op een deel van de Joodse gemeenschap rond het jaar 30, dat zijn aanhangers van een Joodse stroming (of secte) uitgroeiden tot wat wij nu ‘de christelijke Kerk’ noemen.

Evangelie

De ‘Evangeliën’ (4 stuks) bevatten zijn levensverhaal. Het is geen geschiedschrijving in moderne zin, maar alle vier de auteurs belichten op eigen wijze zijn betekenis door zijn leven te vertellen, inclusief zijn sterven. Zij putten daarbij uit mondelinge en schriftelijke overlevering. Een ‘oer-evangelie’ (als een boek, een geschrift) is er nooit geweest. De eerste drie (Mattheüs, Markus en Lukas) lijken op elkaar in de wijze waarop ze overleveringen van gebeurtenissen, gesprekken, ontmoetingen, en woorden van Jezus aan elkaar rijgen, de vierde (Johannes) wijkt hiervan af: Hij schrijft zijn eigen tamelijk mystieke visie op de betekenis van Jezus’ woorden en daden op in de vorm van een doorlopend verhaal met beschouwingen, lange toespraken van Jezus gekoppeld aan een selectie van verhalen over wat Jezus gedaan heeft. Alle vier eindigen met het verhaal van het lijden en sterven van Jezus (de ‘Passie’) en de boodschap dat de gekruisigde Jezus niet definitief dood is en uitgeteld, maar dat hij leeft en dat zijn verhaal nog doorgaat. De interpretatie (‘verkondiging’) is – bij alle vier, maar bij Johannes het meest opvallend – deel van de overgeleverde tekst.

Brieven

Verder bevat dit deel vooral veel brieven (letterlijk) die circuleerden tussen de eerste gemeenschappen van ‘christenen’ , m.n. de apostel Paulus heeft er veel geschreven. Die brieven gaan in op de vragen waar de eerste gemeenschappen mee te maken kregen, zowel heel praktisch (Hoe zit het met de spijswetten als je geen geboren Jood bent bijv.) als ook heel filosofisch (Hoe verhoudt Jezus zich tot God?) als existentieel (Wat betekent zijn persoon, zijn woorden en vooral zijn leven – incl. zijn sterven en verrijzenis – eigenlijk voor de mens?)

Dit deel (het ‘Nieuwe Testament’) bundelt 27 verschillende teksten, van ca. 10 verschillende auteurs.

Beide delen (Oude en Nieuwe Testament) samen hebben in de christelijke Kerk gezag omdat zij bij het lezen van de teksten het gevoel heeft dat God iets wil duidelijk maken aan de mens (eerst de Joden, maar daarna universeel) aangaande wat het ware Leven is en welke kant het op zou moeten met de Mens. Het gravitatiepunt ziet de Kerk (incl. Oude Testament) in de persoon van Jezus Messias (= ‘Gezalfde’, in het Grieks: ‘Christus’) die Gods visie voor de mens gestalte heeft gegeven in zijn leven (woorden en handelingen) èn in zijn sterven. Door die verhalen op zich te laten inwerken heeft zij het gevoel dat ze door de mensenwoorden heen Gods Woord hoort, dat hen a.h.w. persoonlijk aanspreekt, èn om een antwoord vraagt: Mens, word wie je eigenlijk bent (of: zou moeten zijn). De bijbel is dus een boek dat uitnodigt tot een dialoog. En die dialoog is open. God moet ‘gezocht’ worden. Veel christenen laten zich bij dat gesprek leiden door voorgangers/priesters en wat er in de loop der eeuwen zo rond is gebouwd. Maar zeker in de moderne tijd construeren veel westerse christenen ook hun eigen antwoorden, die soms heel kritisch zijn (God tegen-spreken is ook een vorm van gesprek binnen bepaalde stromingen van het christendom).

De koran

De koran is één boek, onderverdeeld in een groot aantal hoofdstukken (soera’s), geordend qua lengte. Het boek zelf is ontstaan in een zeer beperkte tijdspanne (Mohammed’s leven). Het wordt niet als een menselijke tekst beschouwd, maar als een boodschap voor de mensen van God (Allah), door de engel Gabriël aan één mens gedicteerd. Die heeft het het gehoorde ‘gereciteerd’ voor zijn volgelingen. Daarna is het (ook) door hen gememoriseerd en opgeschreven. Er zwerven wat (apocriefe) verzen rond (bijv. de duivelsverzen), en er is discussie mogelijk over de klinkertekens, maar grosso modo wordt de tekst genomen zoals die is, en ontvangen als een openbaring van God, gericht tot de mens (via de Profeet). Dit openbaring is bedoeld om hem te laten weten hoe het zit met ‘God’ (die is één) en wat die ene God van de mens verwacht. Instructie dus, soms heel concreet en specifiek, soms heel algemeen. Er wordt wel naar bepaalde bijbelse (en andere) verhalen verwezen, maar die worden niet verteld (die worden meestal bekend verondersteld). Als ze geciteerd worden, gebeurt dat associatief, en zonder historische context. Ook worden er geen nieuwe verhalen verteld (in de latere overlevering wel, de hadiths). Strikt gesproken is ook Mohammed niet aan het woord (zoals bijv. David, Jesaja of Jezus), maar is God aan het woord. Dit boek vraagt dus ‘eerbied’ (en verheven recitatie) en ‘gehoorzaamheid’. Veelal raadplegen gelovigen experts om te vernemen wat men wel of niet moet/mag doen. Die antwoorden dan met verwijzingen naar de koran (aangevuld met hadiths, maar hier lopen de meningen uiteen). Exegeten zijn in die zin ook rechtsgeleerden (of moraalwetenschappers) De argumentaties, redeneringen verlopen volgens vastgestelde formele schema’s.

conclusie

Hoewel bijbel en koran ‘heilig boeken’ zijn, functioneren ze in de geloofsgemeenschappen op nauwelijks vergelijkbare wijze. Dit wordt veroorzaakt door de aard van het boek zelf en door de leeshouding van de gelovigen.