Mohammed (biografie)

Mohammed (ca. 570 – 632)

Voor het leven van Mohammed zijn we aangewezen op de koran, de overlevering (soenna – hadith) en m.n. op de biografie van Ibn Ishaq die dateert van ca. 120 jaar na Mohammed’s dood. Deze biografie is overigens enkel overgeleverd via de nota’s die Ibn Ishaq’s studenten hebben gemaakt, en die zijn ook niet compleet. Ibn Hisham is de eerste die een gebundelde uitgave het licht heeft doen zien (eerste helft 9de eeuw). Net als bij de reconstructie van het leven van Jezus valt het niet mee om bij deze bronnen onderscheid te maken tussen feiten en de gelovige interpretatie daarvan. In tegenstelling tot wat men denkt, bevat de koran namelijk bijzonder weinig biografische notities. De ‘setting’ en context van de openbaringen is ook niet origineel. Ze is gebaseerd op latere overlevering. De grote lijnen van het ‘standaard-verhaal’ van Mohammed zijn echter bekend; Maar ook dan is er nog veel onzeker omdat er buiten de geloofsbronnen eigenlijk geen gegevens beschikbaar zijn om iets af te toetsen. Hieronder dus niet een historisch-kritisch-wetenschappelijk (hier een korte impressie van de discussie) maar een gemiddelde versie van de standaardbiografie, gebaseerd op de koran en de eerste biografieën/ hadiths.

Het standaardverhaal

Mohammed werd geboren omstreeks 570 in Mekka. Hij was lid van de Hasjim-clan, de grootste binnen de Quraisj-stam, waar alle Mekkanen deel van uitmaakten. Zijn vader Abdallah stierf al voor zijn geboorte en zijn moeder stierf toen hij zes jaar oud was. Hij groeide op bij zijn grootvader, en toen die na een paar jaar ook stierf, bij zijn oom Abu Talib, die koopman was. [Volgens een legende (NB: dus niet citeren als een historisch feit!) werd Mohammed op twaalfjarige leeftijd tijdens een handelsreis door een Syrische monnik herkend als de toekomstige profeet.] Hij ging werken bij het handelshuis van de weduwe Chadidja. Zij was zo tevreden over zijn prestaties, dat ze met hem trouwde (hoewel zij 15 jaar ouder was). Het huwelijk duurde tot haar dood in 618. Mohammed leefde in die periode monogaam; samen kregen ze vier dochters. Chadidja steunde Mohammed in zijn roeping als profeet.
Zijn oom en een neef van zijn vrouw waren ‘godzoekers’ (Haniefs), op zoek naar een uitgepuurde vorm van godsdienst, met verwerping van het vereren van allerlei goden en godinnen. Uit de koran blijkt dat Mohammed enige kennis van de inhoud van de bijbel had. Hij trok zich regelmatig terug in een grot op de berg Hira. Hier kreeg hij de eerste openbaring: hij hoorde een stem die hem opdroeg enige woorden te reciteren. De stem zou van de engel Djibriel (Gabriël) zijn. Volgens de traditie kreeg hij pas na drie jaar de opdracht om in het openbaar te gaan optreden; mogelijk een aanduiding van een groeiend persoonlijk besef van zijn roeping. Hij schijnt ook in verwarring geweest te zijn. Immers, ook heidense orakelpriesters en dichters (!) kregen openbaringen van djinns, die bovendien qua vorm niet van zijn openbaringen (in dichtvorm!) te onderscheiden waren. Zijn vrouw overtuigde hem echter door te gaan. De vertwijfeling nam toe, toen nieuwe openbaringen na zijn eerste visioen lang uitbleven. Toch werd hij vervuld van het besef een boodschap te moeten brengen aan de inwoners van Mekka, met name omdat hij vond dat die zich te materialistisch gedroegen en te weinig mededogen betoonden met armen en zwakken, weduwen en wezen.

Zijn boodschap was eenvoudig en direct: er is één almachtige God, ‘Allah’, die de mens geschapen heeft en hem naast alle goede gaven als voedsel en kleding ook de wet als richtsnoer voor het handelen geeft. God vraagt dankbaarheid, die zich uit in salaat (de lofprijzing) en zakaat (geven aan de armen): dat is islam, overgave aan God. Op de dag des oordeels staan de doden op en worden geoordeeld; hen wacht paradijs of hel. Vanaf Adam zijn aan alle volken profeten gestuurd, als Noach, Abraham, Mozes en Jezus, maar Mohammed is de laatste en definitieve profeet. De koran is geen nieuwe boek, maar net als de bijbel een versie van hetzelfde hemelse origineel. Met zijn prediking kreeg hij enkele aanhangers onder (vrijgelaten) slaven in Mekka. Ook de koopman Aboe Bakr, de energieke Omar (die zich net als Paulus van vervolger tot actieve organisator ontpopt), en de rijke Othman, werden volgeling: zij werden de drie eerste kaliefen. Met zijn aanhang groeide ook de tegenwerking van de leidende kringen van Mekka, die in hem een bedreiging van hun inkomen (onder andere de jaarlijkse hadj rondom de ka’aba) en hun machtspositie zagen.

Ook geloofden de Arabieren traditioneel niet in een hiernamaals. Het feit dat niet iedereen in Mekka zich bekeerde was een grote teleurstelling voor Mohammed; hij zag echter een parallel met het ongeloof waarop eerdere profeten waren gestuit, accepteerde het daarom als Allahs wil en geloofde stellig dat er in de toekomst een strafgericht voor Mekka zou plaasvinden. Na de dood van zijn vrouw en zijn oom in 618 viel de bescherming van zijn clan weg. De tegenstand nam toe. In deze periode valt het nachtelijk (visioen van zijn) bezoek aan Jeruzalem, waaraan later de legende van de mi’raj, het bezoek aan de zeven hemelen vanaf de Tempelberg, werd verbonden, waar God hem zou hebben opgedragen vijfmaal daags de salaat te verrichten. Historisch staat vast dat het in deze periode nog de gewoonte was dat slechts tweemaal daags te doen, ’s ochtends en ’s avonds, en wel in de richting van Jeruzalem.
In 620 kwamen zes mannen uit Medina in verband met een vete zijn raad vragen. Zij werden volgelingen. Een jaar later waren het er al twaalf. Zij stichtten na terugkeer in Medina een moslimgemeenschap; Mohammed werd uitgenodigd daarheen te komen, wat hij in 622 ook deed. Zijn positie in Mekka was onhoudbaar geworden. Hij moest de stad in het geheim ontvluchten, omdat de inwoners hem wilden ombrengen. De verhuizing naar Medina staat bekend als de hidjra, dat wil zeggen het doorsnijden van de stambanden. Het gemeenschappelijk geloof prevaleerde voortaan boven de oude stamverbanden, wat in het Arabië van de stammenmaatschappij zeer revolutionair was.Vanaf dat moment start de moslimse jaartelling.

In Medina werd Mohammed naast profeet, die steeds vaker openbaringen kreeg die vooral voorschriften bevatten, ook leider van de geloofsgemeenschap. Er werd gezocht naar een overeenkomst met de grote joodse gemeenschap in Medina. Mohammed had een aantal gebruiken van hen overgenomen, zoals een wekelijkse gemeenschappelijke gebedsbijeenkomst; ook werd in de richting van Jeruzalem gebeden. Er ontstonden echter problemen, omdat de joden fouten aanwezen in de koran en ook Jezus niet als profeet wilden erkennen. Een jaar later ontstond een breuk: Mohammed verklaarde de torah tot een bewuste verdraaiing van de oorspronkelijke openbaring. Hij ging zich meer op de Arabische religie richten en wijzigde de gebedsrichting naar Mekka. Hij veranderde de traditionele bedevaart naar Mekka in een islamitische.

Vanwege economische problemen was Mohammed overgegaan tot het plegen van overvallen op Mekkaanse karavanen. In 624 kwam het daarbij tot een veldslag bij Badr tussen 1000 Mekkanen en 300 aanhangers van Mohammed, waarbij de laatsten verrassend wonnen. Dat werd toegeschreven aan Allahs hulp en uitgelegd als het aangekondigde strafgericht voor Mekka. Deze overwinning vergrootte het prestige van de beginnende islam enorm. Uit dankbaarheid werd het vasten in de maand ramadan, waarin de slag had plaatsgevonden, ingesteld. Na deze slag werden de mannen van de joodse stam Quraiza gedood, en de vrouwen en kinderen als slaven verkocht. In 630 werd Mekka veroverd; vanwege de clemente bejegening van de inwoners bekeerden velen zich vrijwillig tot de islam. Mohammed, in Mekka aangekomen, verwijderde de afgodsbeelden bij de Kaäba en verrichte er de salaat. In de twee jaar die hem nog restten, veroverde hij een groot deel van Arabië. In het laatste jaar werd de hadj voor niet-moslims verboden verklaard; ook werd opgeroepen tot de jihad tegen joden en christenen die niet bereid waren schatting te betalen.

Na een korte ziekte stierf Mohammed, 62 jaar oud.

Korte terugblik: In tegenstelling tot Jezus was Mohammed profeet en staatsman tegelijk. Bovendien was hij getrouwd, in Medina had hij zelfs negen vrouwen, veel meer dan de koran zelf toestaat (4 is het maximum). Dit was in het westen steeds bron van kritiek: het zou bewijzen dat hij een valse profeet was. Naar de maatstaven van Mohammeds tijdgenoten waren die beide zaken echter niet strijdig. Wel hadden zij moeite met het feit dat hij, toen hij verliefd werd op de vrouw van zijn adoptiefzoon, Zainab en haar voor zich wilde hebben (wat als incestueus werd gezien), een openbaring ontving dat dergelijke huwelijken voortaan toegestaan waren. Dit werd destijds al als willekeurig ervaren (in diezelfde openbaring is ook opgenomen dat 4 het aantal vrouwen is voor gewone mensen, maar dat de profeet een uitzondering is). Het feit dat hij op zich een zwak had voor vrouwen in zijn succesvolle periode zag men niet als strijdig met zijn profetenroeping.