koranexegese en traditiewetenschap (tafsir, ihm al-hadith)

Wie kan de koran zuiver uitleggen ? Welke rol spelen (welk gewicht hebben) de overleveringen (soenna’s, verzameld in diverse bundels: hadiths) ?

Vrome moslims willen de koran en de overlevering zo goed mogelijk leren kennen en bestuderen. Machthebbers hebben graag een eenduidige interpretatie die voor allen acceptabel/verplicht is. Dat regeert wel zo gemakkelijk. Stromingen en groepen onderbouwen hun standpunt altijd met een beroep op koran en/of soenna. Wie heeft er nu gelijk ? Wie heeft het voor het zeggen ? De tafsir (de koranexegese) en de ihm al-hadith (de soenna- of traditiewetenschap) vinden hier hun oorsprong. Ze proberen juiste en onjuiste afleidingen uit de tekst te schiften. Niet zo simpel als het klinkt.

koranexegese – tafsir

De tafsir (= verduidelijking) verschilt sterk van de wetenschappelijke tekst-analyse en uitleg (exegese) zoals die in het Westen wordt beoefend (en sinds de 19de eeuw ook op de bijbel wordt toegepast). Uitgangspunt is en blijft ook hier namelijk dat de koran letterlijk de openbaring van Allah bevat en dus Gods woord is. In de tafsir wordt de tekst woord voor woord becommentarieerd, afgewisseld met commentaar op grotere tekstgedeelten. Het gaat daarbij om uitleg van wat de letters, woorden betekenen, om wat er staat. Omdat de betekenis van wat er staat niet altijd evident is, wordt gebruikt gemaakt van de studie van woordenschat en grammatica van het Mekkaanse Arabisch. Omdat verondersteld wordt dat Allah zijn openbaringen neerzond naar aanleiding van concrete problemen of vragen, wordt gepoogd die aanleiding op te sporen om langs die weg de tekst beter te kunnen begrijpen. Tenslotte wordt bij blijvende onduidelijkheid een beroep gedaan op wat de metgezellen van Mohammed over de tekst gezegd zouden hebben. Dit alles levert zeer uitgebreide en moeilijk leesbare commentaren op. Tegelijk is de koranexegese hiermee wel degelijk de wondere wereld van de historisch hermeneutiek binnengestapt. Er kan gediscussieerd worden op grond van argumenten.

Een belangrijk voorbeeld is het commentaar van Tabari (rond 900), waardevol omdat hij ook alle alternatieve en zelfs tegenstrijdige verklaringen met hun herkomst opnam. Latere theologen schreven ook lopende commentaren, maar dan vaak gericht op een bepaalde theologische vraagstelling. Twee beknopte populariserende samenvattingen hiervan zijn wijdverbreid; een ervan wordt dikwijls in de marge van de korantekst afgedrukt (Tafsir al-Jalalaynonline editie in het Engels). In de Nederlanse koranvertaling van Kramers wordt deze tafsir ook vaak in een voetnoot ter verduidelijking afgedrukt. Naast de letterlijke commentaar is er ook nog wat men ta’wil noemt. Dat is een leeswijze die op zoek gaat naar verborgen betekenissen in de korantekst: een allegorische verklaringswijze dus, vooral populair bij de sji’ieten en bij de mystici (vgl. de Joodse kabbala).

traditiewetenschap – ihm al-hadith

De traditiewetenschap poogde (en poogt) in de enorme stroom overleveringen over leven en daden van de profeet, de soenna, het kaf van het koren te scheiden en zo een verzameling van werkelijk betrouwbare overleveringen aan te bieden. Daartoe werd reeds 10 eeuwen geleden – op grond van een systematische verzameling van overleveringen – een selectie gemaakt op grond van de inhoud. Het criterium van berouwbaarheid is natuurlijk vooreerst dat overlevering niet strijdig is met de koran. Als de inhoud verder gaat dan de koran, dan is essentieel dat de keten van overleveraars in orde is, d.w.z teruggaat tot Mohammed of één van zijn gezellen. Middels biografische studies werd (en wordt) nagegaan of de overleveraars betrouwbare personen waren en en of de schakels in de keten elkaar eigenlijk wel hadden ontmoet (of ontmoet zouden kunnen hebben). Zo bleef uiteindelijk een uitgedunde hoeveelheid tradities over, die vervolgens in overzichtswerken naar eerste overleveraar of – in de praktijk handiger – naar onderwerp werden gerangschikt.

In de negende eeuw was dit proces voltooid. Daarna verschenen nog slechts compilaties ervan voor deelgebieden. Deze werken werden zeer invloedrijk en hebben de facto voor de gelovigen (de soennieten) een even hoog gezag als de koranteksten zelf. De sji’ieten daarentegen erkennen de soennitische werken op dit gebied niet; Voor hen zijn enkel die tradities die terug gaan op Fatima en Ali belangrijk. Zij hebben dan ook hun eigen verzamelingen.

Hiermee is ook meteen al duidelijk dat je niet over ‘de Islam’ kunt spreken en dat de idee dat je ‘theologen ingewikkelde kwesties kunt laten uitklaren’ op zo’n manier dat iedereen de uitkomst zal accepteren, wel kunt vergeten. Er zal altijd een ander klaar staan om met soortgelijke redeneringen, maar vanuit een andere selectie of collectie van gezaghebbende bronnen iets anders te verklaren.